De mooie weekenden van november zijn goed besteed. Nu de bladeren grotendeels gevallen zijn is het tijd om met de reconstructie van de tuin te beginnen.
Allereerst gaat zoon Lodewijk aan de slag met de bosmaaier. Aan de buitenkant van de tuingracht liep heel vroeger een wandelpad. Dat is overwoekerd geraakt door manshoge braamstruiken, bastions van hulst en royaal uitgezaaide bomen. Om te kunnen bekijken welke bomen gesnoeid of gekapt moeten worden, moeten we eerst dat pad weer vrijmaken.
Na twee weekenden hard werken kunnen we op een mooie zondagochtend een rondje om onze tuin lopen. Het is niet alleen handig voor de bomen-inventarisatie, maar ook boven verwachting bijzonder. Want als je ín de tuin bent, binnen de tuingracht, ondergedompeld in de tuin, dan zie je weinig van het omringende landschap. Terwijl je op het paadje buitenom zowel de tuin als de omgeving kunt beschouwen, zonder dat je er onderdeel van bent – want er zit altijd een gracht, sloot of dicht struikgewas in de weg. Eigenlijk kún je hier niet anders dan flaneren, en dat is ook precies waar dit pad voor is aangelegd.
November is ook de maand waarin we het langverwachte rapport over de tuin krijgen. Carla en Juliet Oldenburger hebben onderzoek gedaan om de historische waarde van de tuin te bepalen. Daarbij hebben ze een paar opzienbarende conclusies getrokken. Dat de tuin van Brakestein dateert uit de zeventiende eeuw, vermoedden we al. Maar dankzij het onderzoek weten we het nu zeker, én begrijpen we hoe bijzonder dat is. De tuin blijkt een schoolvoorbeeld van hoe je in de 17de eeuw een tuin moest aanleggen. De citaten uit de tuinhandboeken van die tijd kun je één op één naast de vorm en indeling van onze tuin leggen, en vrijwel alles klopt!
Er moeten 350 jaar geleden tientallen, zo niet honderden van zulke tuinen zijn aangelegd, en zeker ook grotere, mooiere en voornamere – in die zin is de tuin van Brakestein niet zo speciaal. Maar die andere tuinen zijn in de tussenliggende eeuwen stuk voor stuk gemoderniseerd, heringericht of bebouwd, en in de meeste gevallen als tuin verdwenen. Dat is met de tuin van Brakestein nooit gebeurd en dát maakt hem uniek. Zo werkt het soms met monumenten: ze doorstaan de tand des tijds doordat ze eerst verwaarloosd en dan vergeten worden – totdat iemand ze opnieuw ontdekt.
Flanerend over het provisorisch geknipte paadje proberen we de dichtgeslibde gracht ópen, en de doorgeschoten bomen wég te denken. Het wordt heel veel werk, maar daarna ook vast heel mooi, in onze unieke ‘Hollandse renaissancetuin’.