Doordat we deze zomer elke zaterdagmiddag de deur openzetten, spreken we veel mensen. En zo horen we allerlei dingen die we nog niet wisten!
Twee weken geleden stond er een oudere dame op de stoep, mevrouw Van Leeuwen, omringd door familie. Zij was op Texel geboren, woonde er allang niet meer, maar kwam nog regelmatig terug. ‘Mijn moeder heeft hier als klein meisje gewerkt’, zei ze.
Het was geen vrolijk verhaal. Op haar elfde moest Dirkje Vlas uit Oudeschild als hulpje in de huishouding op Brakestein werken. Dirkje had een jonger zusje en broertje en hun ouders waren zo arm; ze konden het zich niet veroorloven om hun dochter nog langer naar school te laten gaan. En op Brakestein verdiende ze niet alleen wat geld voor haar ouders, maar kreeg ze ook te eten. Dirkje had haar dochter er later over verteld: hoe ze in de kelder werd gezet om sokken te stoppen. Ze moest daar ook haar eten opeten. Ze at wel met de pot mee, maar niet aan tafel bij de familie Keijser. Verschil moest er zijn, en zo ging dat nu eenmaal in 1911.
Toevallig was een week eerder mevrouw Maas langsgekomen. Zij had zélf als huishoudhulp op Brakestein gewerkt. Dat was veel later: in de jaren zestig, in de tijd dat de familie Breen er woonde. Eigenlijk was haar oudere zus de vaste hulp van mevrouw Breen, maar een zomer lang kon zij zelf, vijftien jaar oud, er ook aan de slag. Wat ze moest doen? Gewoon, huishoudelijke klussen. Dat herinnerde ze zich nog goed. ‘O, die tegels in de gang, dat hele eind boenen op je knieën!’.
De marmeren tegels in de gang zijn er nog steeds. De kelder waar Dirkje Vlas zat te werken ook. Zoveel handen hebben in de afgelopen eeuwen het huis onderhouden. Ook kinderhanden.