Na de ontdekking van de schuilkelder onder de vloer van de voorkamer hebben we tevergeefs rondgevraagd naar aanknopingspunten: wie zou daar ondergedoken hebben gezeten? Op een mooie zomerdag komt daar onverwacht een antwoord op als meneer Kuijper op de stoep van Brakestein een praatje maakt. Zijn grootvader woonde en werkte op de puffabriek.
De wát?
Als je aan de voorkant van het huis over het weiland kijkt, zie je een paarhonderd meter verderop de oude vismeelfabriek. Oudere Texelaars noemen het de puffabriek. Nu zit de woonwinkel van Bert van der Wal erin.
Het zal flink gestonken hebben op Brakestein als de wind verkeerd stond. Langs de Schilderweg stond de ‘zware industrie’ van het eiland: de vismeelfabriek en de melkfabriek. Allebei produceerden ze stinkend afval. Wie met de boot aankwam (toen nog in Oudeschild) werd verwelkomd door een doordringende walm van vis en zure melk.
In de oorlog werd er soms tijdenlang niet gevist en lag de puffabriek stil. Dus onder de ketels waar normaal gesproken garnalen, zeesterren en visafval gekookt en gedroogd werden, kon je je prima verstoppen.
Meneer Kuijper vertelt wat hij van zijn vader en grootvader hoorde: dat de directeur van het arbeidsbureau, de directeur van de melkfabriek en nog een derde man afwisselend op Brakestein en in de puffabriek ondergedoken zaten. Als er onraad dreigde konden ze het tussenliggende weiland oversteken. Vanuit Brakestein bracht Willy Swama voedsel naar de fabriek. Soms kwamen de Duitsers er inspecteren, maar in de onoverzichtelijke hoeken en gaten van de fabriek vonden ze nooit iemand. Ook omdat grootvader graag hielp ‘zoeken’. Nee, geen onderduikers te bekennen…
Met deze aanknopingspunten kunnen we (op een rustiger moment) verder op zoek: hoe heetten deze mannen en hoe is het met ze afgelopen? En wie was die derde onderduiker?
En zou een van de drie misschien verantwoordelijk zijn geweest voor de ‘oorlogsgraffiti’ op onze keldermuur?