De renovatie van het huis laat nog even op zich wachten (lang verhaal) maar we zijn al bijna gewend aan het lekkende dak, de tochtende kozijnen en de hoogbejaarde cv-ketel. En aan het dak vol vogels.
Onder de dakpannen stikt het van de nesten, vooral van mussen en spreeuwen. Direct boven de slaapkamers is het een gekwetter en gescharrel van jewelste. Het nesten bouwen is gebeurd, het broeden is nog volop aan de gang maar intussen horen we ook al zachte piepjes van de kuikens die uit het ei kruipen.
We hebben ook een paar lawaaierige gasten onder de pannen: de kauwen. Die trekken zich weinig aan van hun broedende buren, ze eisen alle ruimte op door dakpannen los te wrikken en takken naarbinnen te duwen. En geen schattig gepiep van deze kuikens; ze kraken en krassen als een roestig scharnier.
Ook in de tuin is het een drukke boel. In de gracht zwemmen twee moedereenden: de ene met twee jonkies en de andere met één. De kleintjes racen heen en weer over de gracht, op jacht naar vliegjes die boven het water zweven. En als je goed kijkt zie je overal merels, mezen, spreeuwen en kauwen in holle bomen en spechtengaten verdwijnen: op de heenweg met een snavel vol wormen of vliegen, en op de terugweg een pakketje afval uit het nest.
Heel gezellig, al dat jonge leven, maar toch hopen we dat dit het laatste jaar is dat we het huis delen met een spreeuwenkolonie. Volgende lente mogen ze een plekje in de tuin zoeken.