Een van onze voorgangers op Brakestein was Leendert den Berger. Hij woonde hier van ongeveer 1780 tot 1800. Heel vaak vragen we ons af: hoe zou Leendert hier geleefd hebben?
Best leuk, leven met zo’n geest van vroeger. Het was dan ook een illustere Texelaar. Niet van geboorte (hij kwam in Enkhuizen ter wereld) maar hij was nog maar een paar maanden oud toen zijn ouders in fort De Schans kwamen wonen. Zijn vader was de ‘opziener van ’s Lands werken’, een soort waterstaatingenieur die toezicht hield op de dijken, havens en forten in het Waddengebied.
Leendert was 19 jaar oud toen hij zijn vader opvolgde en ook ‘opziener’ werd. Dat betekent dat hij zijn opleiding tot landmeter toen al achter de rug had en blijkbaar genoeg ervaring had om de verantwoordelijkheid voor de verdedigingswerken in het westelijke Waddengebied op zich te nemen. Maar hij had meer in zijn mars, want hij werd door de Staten van Holland gevraagd voor allerlei adviezen in de regio (zelfs over oesterteelt en schapenhouderij had hij iets te melden). Hij maakte kaarten en plannen voor een paar Zuiderzeehavens, hij experimenteerde met dijkversterking, hij liet de haven van Texel aanleggen en hij ontwierp het Nieuwe Diep in Den Helder – een van zijn grootste werken.
Leendert bleef zijn hele leven op Texel wonen, en de laatste twintig jaar op Brakestein. Hij kocht de buitenplaats van zijn tante Anna Braak, met flink wat land erbij. Zo’n beetje het hele stuk tussen het Doolhof, het Skillepaadje en de Schansweg was van hem.
Als Brakesteinbewoners zijn we Leendert steeds meer als een huisgenoot gaan zien. ‘Onze Leendert’ noemen we hem zelfs al. Toch weten we weinig over hem als mens, hoogstens een flard hier en daar: dat hij getrouwd was, vijf kinderen kreeg (van wie er drie jong stierven), zijn zoontje opleidde om óók landmeter te worden, en tegen het eind van zijn leven vaak ziekelijk was. Hij was geen rebel en bleef Oranjegezind toen in Nederland de patriotten aan de macht kwamen. Volgens zijn vrouw Antje had hij nooit een mens kwaad gedaan, iemand beledigd of zich met andermans zaken bemoeid. ‘Een vriendelijk man’, zo werd hij dan ook beschreven door een collega, met een ‘proper, zindelijk gemeubileerd huis’ en een kamer in een ‘vreemde zeer deftige smaak gestoffeerd’.
Stel je voor dat we ooit een portret van Leendert zouden vinden, fantaseerden we wel eens. Dat je hem in de ogen kon kijken. We speurden het internet af en plozen de website van het RKD (het Instituut voor Kunstgeschiedenis) uit. Als een speld in een hooiberg, waarvan je niet zeker weet of die speld wel bestaat.
Dus wat schetst onze verbazing als Diederick op een avond bij een rondje internetspeurwerk een portret van ene ‘Leendirt Berger’ tegenkomt. Het staat op de website van een restauratieatelier. In Pittsburgh, Pennsylvania! De foto is niet heel scherp, maar het is meteen duidelijk dat het hem moet zijn: een man gezeten aan een tafel, in een 18e-eeuws uniform, met in zijn linkerhand een bril en zijn rechterhand op een geavanceerd landmeetinstrument. En aan de wand een grote kaart van … het Nieuwe Diep. Dit is zoals ze in de zeventiende een achttiende eeuw belangrijke mensen portretteerden: in hun beste pak en met verwijzingen naar hun grootste prestaties.
Hoe Leendert in Amerika verzeild raakte? Dankzij een Amerikaan die na de Tweede Wereldoorlog Europa rondreisde om goedkope oude kunst op te kopen. Hij liet het schilderij na aan een neef, die het liet restaureren en nu boven zijn schoorsteenmantel heeft hangen.
Dus nu kunnen we hem in zijn staalblauwe ogen kijken, en ons voorstellen dat hij misschien een beetje hooghartig kon overkomen, maar eigenlijk een heel vriendelijke gastheer was. In zijn propere huis, met zijn deftige kamer. Onze Leendert.