Geschiedenis van de tuin

Rechtsonder Brakestein, daarboven Rozenhout en linksboven Engelsteen, getekend door I.H. Koch (ca. 1795, collectie Noord-Hollands Archief)

Mooie tuinen
Aan de zuidoostkant van de Hoge Berg lagen in de achttiende eeuw drie bijzondere tuinen. Engelsteen was de tuin die Cornelis Roepel, vertegenwoordiger van de Admiraliteit, in 1740 had laten aanleggen: een tuin met een doolhof, zichtassen en prieeltjes waar het goed toeven was voor de Texelse elite en hun gasten. Rozenhout was vanaf datzelfde jaar de buitenplaats van Frederik Rooseboom en zijn vrouw Hendrikje Kikkert. Het huis lag in een park met romantische kronkelpaden – geheel volgens de toen moderne Engelse tuinontwerpstijl. Brakestein veel oudere stijl van de Hollandse renaissance met een omsingelde en omgrachte boomgaard en moestuin.

De tuin van Brakestein, getekend door I.H. Koch. De tekening wordt bewaard in het Noord-Hollands Archief in Haarlem.

Plattegrond
Dankzij de twee plattegronden die I.H. Koch rond 1790 maakte, is er veel over de tuin van Brakestein bekend. De tuin lag binnen een boomsingel en een tuingracht (ook wel de ‘vijver’ genoemd). Door de boomsingel liep een wandelpad, net als om de moestuinbedden en de fruitbomen. Het hoofdpad dat de tuin in de lengte doorsnijdt was maar liefst vijf meter breed en 125 meter lang. De tuin was een bezienswaardigheid en hij werd geroemd om de vruchten die hij opleverde: zo goed vond je ze nergens!

Tuinbeelden
Deze vorm had de tuin al sinds het einde van de 17de eeuw, toen de eerste Braeck er kwam wonen. Honderd jaar later pakte de toenmalige eigenaar Leendert den Berger de tuin aan – die in die tijd ongetwijfeld vervallen was geraakt. Op de plattegrond van de tuin zien we bijvoorbeeld drie rode vierkantjes: sokkels van twee tuinbeelden en een zonnewijzer. Het is heel bijzonder dat de twee tuinbeelden (meer dan manshoog) nog steeds op Texel zijn. Niet meer op Brakestein: in 1978 kreeg de gemeente Texel de beelden in bruikleen, en verhuisden ze naar het Texelse Scheepvaartmuseum in Den Hoorn.

Schellenhuisje  In het Noord-Hollands Archief in Haarlem wordt het archief van Leendert den Berger bewaard. Het zijn voornamelijk rapporten en tekeningen die met zijn werk te maken hadden, maar in een van de bundels zitten enkele schetsen van een huis, én een prachtig ontwerp voor een ‘schellenhuisje’ – een oosters aandoend tuinprieeltje met belletjes langs de dakranden. Op de plattegrond van de tuin is dit huisje niet te zien, maar het was typisch voor die tijd om tuinen te verfraaien met dit soort bouwwerkjes. Misschien is Den Berger van plan geweest om zo’n huisje te laten bouwen.

Bezoekers in de tuin De tuin van Brakestein was op Texel heel bekend. Hij lag dan ook op een plek waar elke dag druk verkeer was. De lengte van de tuin strekt zich uit langs het Skillepaadje en de Skilsloot, waarlangs het water uit de Wezenputten naar Oudeschild werd gebracht. Bezoekers aan Texel kwamen aan in de haven van Oudeschild, en konden op twee manieren hun weg vervolgen: met paard en wagen langs de Schans, of te voet langs het Skillepaadje. Het is dus geen wonder dat veel Texelgangers in hun brieven of reisverslagen iets vertellen over het Skillepaadje, de Wezenputten en de buitenplaatsen op de Hoge Berg. Bijvoorbeeld F.W. Conrad die in 1800 een dagje Texel ‘doet’ om de wegen en dijken te inspecteren. Als hij met zijn reisgezelschap in Oudeschild aankomt, is het eerste wat hij doet een wandeling maken naar Brakestein. Hij verbaast zich: ‘Wij konden ons niet verbeelden op Texel te zijn toen wij dit landgoed al naderende, hetzelve zeer aangenaam gesitueerd vonden. Ongelukkig troffen wij de Heer den Berger onpasselijk, doch dit belettede hem niet om ons alle mooglijke vriendschap te bewijzen en ons in het oogmerk onzer reize behulpzaam te zijn.’ Na een bezoek aan het huis en een informatief gesprek over de Texelse schapenfokkerij, is er nog net even tijd om de tuin te bekijken: ‘Onder een aangenaam onderrichtend discours met Den Berger arriveerde ons Texels rijdtuig voor het huis. Wij draafden de wel aangelegden tuin en boomgaard (want ziet de tijd was kostelijk) achter het huis nog eens om.’ Ook de op Texel bekende schrijver Pieter van Cuyck, die in de tweede helft van de achttiende eeuw vaak op Texel bezocht en daarover schreef in zijn Brieven over Texel was onder de indruk van Brakestein: ‘In de schoone tuin wassen vruchten van allerley soort; ik heb er nergens in groter overvloed gezien, en in geur en smaak geene betere gegeten’.

Terugrestaureren? In de loop van de negentiende eeuw raakte de tuin in verval. In 1886 erft Margaretha Everts-Keijser het huis. Haar vader Simon Keijser was de laatste eigenaar die het huis ook zelf bewoonde. Vanaf 1886 wonen de eigenaren steeds aan de overkant en wordt het huis (met de boerderij en het bijbehorende land) verhuurd en verpacht. In 1986 krijgt Brakestein de status van gemeentelijk monument. In het rapport schrijft de gemeente dat de toestand van het huis redelijk is, maar dat de tuin er slecht aan toe is. ‘Tuin misschien “terugrestaureren”‘, wordt erbij genoteerd. Onderhoud van het huis krijgt een urgentie van 6 (op een schaal van 1 tot 10). De tuin scoort een 9.

Meer dan dertig jaar later is de tuin een grote grasvlakte binnen een hoog opgeschoten bomensingel. Hier en daar staan oude fruitbomen. Met de oude tuinplattegrond in het achterhoofd herken je in de huidige tuin nog duidelijk de vormen van destijds. De tuingracht is aan één korte zijde gedempt, maar ligt er verder nog precies zo bij als op de tekening. De zichtas die de lengte van de tuin accentueert is ook nog te ontwaren. De vele plannen die er zijn geweest in de afgelopen jaren, om het huis te restaureren en de tuin te reconstrueren, zijn tot nu toe op niets uitgelopen. Daar komt nu verandering in!