Wie op Brakestein woont en Brakestein-afbeeldingen verzamelt, heeft al gauw een heel stapeltje oude ansichtkaarten in de collectie. Kaarten van het huis, van het laantje náár het huis, van het uitzicht en van de omgeving met de Zandkuil en het Doolhof. We hebben nu zo’n vijftien verschillende kaarten van voor 1950. De plaatjes zijn leuk, maar nog leuker wordt het als de afzender van de kaart, of de geadresseerde, óók iets met Brakestein blijken te hebben.
De oudste kaart (en de enige kleurenfoto in de collectie) ging in september 1905 op de post en werd pas een maand later in Den Haag bezorgd. De verzender was ene C. Keijser, en de ontvanger een ‘mevrouw Keijser’. Het is niet zo gek om dan aan Cornelis Keijser te denken, de rentmeester en bewoner van Brakestein, en aan zijn achternicht Margaretha Everts-Keijser die in Den Haag woonde. Maar nee, zo simpel is het niet. De afzender van de kaart schrijft hoe hij samen met ene ‘Hendrien’ de ringrijwedstrijd op Koninginnedag gewonnen heeft (hij kreeg een sigarenstel, zij een pendule). Hendrien blijkt Hendrina Lap te zijn, en C. Keijser heette weliswaar Cornelis, maar hij was wel een paar graden verwijderd van de Cornelis van Brakestein. Zo zie je maar, niet te snel juichen!
Maar de tweede kaart is raak: rechtstreeks verzonden vanaf Brakestein. Op de voorkant zien we het huis zoals het er aan het begin van de 20ste eeuw uitzag, toen het jonge gezin Keijser er woonde: de kinderen Marie en Kees, moeder Dieuwertje en vader Cornelis of ‘Corrie’. De kaart is geadresseerd aan ‘jongejuffrouw H.C. Reek’ in Hoorn. Zij was waarschijnlijk de dochter van de kuiper en drankhandelaar D. Reek die tussen 1900 en 1930 aan de Kleine Noord woonde en werkte, en blijkbaar een vriendinnetje van de toen twaalfjarige Marie. Die schreef, zonder verdere tekst, haar naam op de voorkant van de kaart. Ze bedoelde misschien: kijk, hier woon ik!
Op de volgende kaart, het is inmiddels 1913, komen we Marie Keijsers ouders Corrie en Dieuwertje tegen als de afzenders van een kaart aan de heer en mevrouw Everts in Delft. De kaart is gedateerd 1 januari – een nieuwjaarskaartje dus – en heeft op de voorkant een foto van de Zandkuil. Mevrouw Everts-Keijser, hierboven al genoemd, was samen met haar man eigenaar van Brakestein, ze was hier geboren en getogen en ze kende de omgeving natuurlijk goed. Ook deze kaart is vanaf Brakestein verzonden. Een wonder eigenlijk, dat hij in Delft aankwam, bewaard is gebleven, en daarna op de één of andere manier de weg terug heeft gevonden naar Texel en – na meer dan honderd jaar – zelfs naar Brakestein!
Kaart 4, zonder datum, is eveneens door Dieuwertje Keijser-Kooiman verstuurd, en eveneens aan mevrouw Everts-Keijser. Alleen niet per post, want de geadresseerde logeerde op het eiland. ‘Mevrouw Everts Alhier’ schreef Dieuwertje op het kaartje. Op de voorkant staat een foto van ‘het laantje naar Brakenstein’, wat nu het rechte stukje van het Skillepaadje is, tussen het Doolhof en het huis Brakestein. Je ziet duidelijk de toen nog hoge tuinwal aan de linkerkant, met iepenbomen erlangs en twee kleine meisjes er tegenaan. Verderop het paadje staan nog een paar mensen, en aan de horizon ligt het kerkje van Oudeschild.
Diezelfde foto staat ook op de vijfde en laatste kaart, en déze is verstuurd door Margaretha Everts-Keijser zelf. Ze adresseerde hem aan haar Haagse vriendin ‘Ul’, met een deels onleesbare achternaam waar in elk geval ‘Mouthaan’ een onderdeel van was. Margaretha schreef in juli 1916 aan Ul dat zij en haar man een paar dagen op Texel logeerden. Ze waren via Haarlem gereisd, hadden op het station wederzijdse kennissen gesproken, en logeerden nu in Den Burg. Via het laantje op de voorkant van de kaart waren ze naar Brakestein gereden (alleen jammer van het weer), ze hadden familie bezocht (dat was gezellig) en waren nog een tochtje van plan met de auto naar De Cocksdorp en door polder De Eendracht. De logeerpartij duurde maar een dag of vijf, de Evertsens hadden het druk!